Pinksteren
Pinksteren wortelt in het joodse Wekenfeest (Sjavoeot). Oorspronkelijk was het een dankfeest voor de binnengehaalde oogst. In de 2de eeuw na Christus kwam de nadruk te liggen op het herdenken van het verbond tussen God en Israël, de gebeurtenis bij de Sinai, toen God aan Mozes de wet gaf. De christenen namen deze feestdag over om de nederdaling van de Heilige Geest over de apostelen te gedenken. De christenen zagen een parallel: met Pinksteren is het de Geest van Christus die de nieuwe wet geeft en die de christenen (uit joden- en heidendom) verenigt tot een nieuw volk van God.
Omdat het joodse Wekenfeest – als men de eerste en de laatste dag van een periode meetelt – de vijftigste dag was, noemde men het in het Grieks ook Pentekostè, wat ‘vijftig’ betekent. Het woord Pinksteren is hiervan afgeleid.
De Pinkster-, of meiboom
Door de eeuwen heen heeft de meiboom in heel Europa een rol gespeeld. Oude heidense tradities zijn overgegaan naar de levensboom die voor het Pinksterfeest wordt opgericht. In de loop van de 18de eeuw zijn veel Pinkstergebruiken afgenomen en verdwenen. De Pinksterboom wordt in sommige streken nog uit het bos gehaald, op een open plek of het marktplein gezet en versierd. Het bovenste groen blijft erop, de rest van de stam wordt kaal gemaakt zodat er met linten omheen gedanst kan worden, die bovenaan de boom bevestigd zijn. Door verschillende dansen ontstaan er mooie patronen op de stam. De boom blijft soms het hele jaar staan, in sommige streken wordt deze in het midzomervuur verbrand. De Pinksterboom symboliseert de verbinding tussen hemel en aarde. Ronde dansen en rij dansen zijn overblijfselen van heidense rituelen vruchtbaarheid van mens en natuur te verhogen.
De Pinkster-, of mei kroon
Kransen worden gevlochten, in cirkelvorm als magisch zonnesymbool, van groene takken die vertegenwoordigen de levenskrachten van het plantenrijk. Versierd met bloemen en linten worden zij geschonken en gedragen door koningen en helden of geofferd aan goden en overlevenden.
De Pinksterbruid en –bruidegom
In heel Europa is door de eeuwen heen het meifeest gevierd met een mei bruid en bruidegom of, nog in voorchristelijke een mei koning en – koningin. Mannen werden op de proef gesteld tijdens wedstrijden te paard, boogschieten en ringsteken. De sterkste werd
mei koning en mocht een mei koningin kiezen. Ook hierbij spelen bevruchting en levenskrachten een grote rol. De heimelijke ontmoetingen in de meinacht werden echter als losbandig gezien tijdens het kersteningsproces. Het feest werd ingeperkt, waardoor ‘slechts’ de Pinksterbruid- en bruidegom bleven bestaan.
Bij het Pinksterfeest worden de versieringen van papieren bloemen gemaakt. Vanwege het feit dat de mens tijdens dit feest de tegenwoordigheid van geest heeft om zelf de uiterlijke bloementooi te herscheppen (vroeger bewaarde men het hele jaar door papiertjes van bonbons en snoepjes om voor het Pinkster feest te gebruiken).
Op de vrije school draagt de bruid (het oudste meisje van de klas) een papieren bloemenkrans in het haar en een papieren boeket en een witte papieren bruidsjapon met sluier. Andere meisjes dragen ook een bloemenkrans en boeketje en hebben gekleurde jurkjes van papier aan. De bruidegom (de oudste jongen van de klas) en de andere jongens dragen een hoed van papier, een stok met belletjes; om de natuur wakker te schudden en de vruchtbaarheid op te wekken, of om de duivel te verjagen(?) en een jakje van papier. Het bruidspaar loopt onder een boog die gedragen wordt door de twee één na oudste jongens van de klas. De sluier van de bruid wordt gedragen door de twee één na oudste meisjes van de klas.
Gekoppeld aan Pinksteren is de traditie rond Luilak die vooral in de gebieden tussen Texel en Delft worden hooggehouden. Luilak valt op de zaterdag voor Pinksterzondag. De jeugd maakt op deze dag de slapers vroeg wakker (uit hun winterslaap) door middel van tromgeroffel en trompetgeschal. Om niet als luilak van het bed gelicht te worden en op luilakbollen (een soort krentenbollen) te moeten trakteren is het dus raadzaam om voor dag en dauw op de staan op deze dag.
In zowel de kerkelijke als de heidense traditie komt het er in het kort op neer dat het bij het Pinksterfeest vooral om het ontwaken gaat; het ontwaken van de natuur, de vruchtbaarheid, het ontwaken van de geest van de mensen om (weer) te kunnen waarnemen.
Met de peuters vieren wij dit feest in het klein. Er worden bloemenkransen en/ of pinkster duifjes gemaakt. Er wordt gezongen, naar buiten gegaan en gedanst.
Zomerfeest
Op de vrije scholen wordt het Sint Jansfeest gevierd, wij vieren dit als zomerfeest. Hieronder eerst wat achtergrond informatie over het Sint Jansfeest. Daarna hoe wij dit vormgeven met de peuters.
Sint Jansfeest
Waarom vieren we dit feest?
Om ons heen zien we de natuur zo uitbundig en rijk als in geen ander jaargetijde. Alle bladeren hebben zich vol ontplooid, bloemknoppen springen open, de eerste vruchten gaan komen. Het eenvoudige groene kleed van Moeder Aarde (het groene gras) tooit zich met een verscheidenheid aan pollen, aren en pluimen, die met een gouden waas het groen versluieren. Insecten zingen in de blauwe hemel, vogels fluiten dat het een lieve lust is. Een geweldige overvloed biedt ons de natuur. Ook wij voelen ons meegenomen in deze bonte, warme wereld. Wij willen naar buiten, de vakantie lokt. Dan nadert de Midzomernacht, de nacht van 23 op 24 juni. De zon staat hoog aan de hemel en bereidt zich voor op de terugtocht. Nog één korte, lichte nacht en het keerpunt is gekomen.
Het Sint Jansvuur
Op talloze plaatsen in Europa worden nog op 24 juni Sint-Jansvuren ontstoken. Dit gebruik stamt uit voorchristelijke tijden. Men kende aan het vuur een reinigende werking toe en ook de boze geesten konden erdoor worden verjaagd. Sprong men door de vlammen van het vuur, dan was dat om ongeluk en ziekten te overwinnen voor het komende jaar.
Sint Jan als Midzomerfeest
Er is een oud gezegde dat luidt: ” Met Sint Jan draait het blad zich om.” Na deze dag treedt een langzame verandering op in de natuur. Ook in oude, heidense culturen werd omstreeks 24 juni een feest gevierd, het midzomerfeest. Dan braken in de natuur alle magische krachten los. In de oude Keltische culturen probeerden de druïden tijdens het zomerzonnewendefeest iets van de wijsheid van de goden in zich op te nemen. Het is het natuurgebeuren dat ons oproept tot een uitbundig feest. Het meegaan met de natuur naar buiten, die ons helemaal mee naar de kosmos neemt. Wat een rijkdom aan prachtige oude wijsheden. Kennen we ze nog, herkennen we ze nog en willen we ze in onze snel verhardende wereld opnieuw beleefbaar maken? Voor kinderen staan deze tradities,
rituelen en beelden, die klare taal spreken tot hun gevoelswereld, heel dichtbij. Maar hoe zit dat met ons, volwassenen? Wij kunnen niet meer putten uit allerlei krachten van vroeger, maar we kunnen ze wel met ons meenemen in gedachten en als actieve deelnemers het Sint Jansfeest tot een heerlijk zomerfeest maken.
Wij vieren het zomerfeest samen met de kinderen én hun ouders als afsluiting van het schooljaar. Aan het eind van de ochtend komen de ouders erbij in ons tuintje dat mooi versierd is met slingers. De kinderen dragen groene kransen met roosjes erin. Met elkaar wordt er in de kring gedanst terwijl we zingen, als het mogelijk is onder begeleiding van één of meerdere muzikale ouders of ‘Jaap de Orgelman’. Daarna picknicken we met elkaar op kleedjes in het gras al snoepend van de lekkernijen die de ouders mee hebben gebracht en die eventueel tijdens de ochtend met de kinderen gemaakt zijn. Het is heerlijk om al die uitgelaten en genietende gezichten van de kinderen om ons heen te zien. Er worden bellen geblazen, spelletjes gedaan zoals zaklopen en jonassen. Het samenzijn speelt een belangrijke rol en de verbinding is tijdens het zomerfeest altijd goed te voelen. Na een laatste dikke knuffel nemen de kinderen en juffies afscheid en kan de vakantie beginnen.
Sint-Michaël
29 september is de feestdag van Michaël. Michaël is een van de aartsengelen en de overwinnaar van de draak. Het Michaëls feest is het zinnebeeld dat de mens met zijn bewustzijn wakker moet zijn om het kwaad in de wereld te doorzien en te bevechten. De legende Joris en de draak verteld over de ridder Joris die zonder angst erop uit trok om tegen de draak te vechten. Hij overwon het monster met zijn lans en bevrijdde daardoor de koningsdochter, die aan de draak geofferd zou worden. Met deze daad verricht Joris op aarde, wat Michaël in de hemel verrichtte. Joris geeft ons het beeld van de moed die nodig is om gemeenheid, lafheid, egoïsme en onwaarheid te overwinnen.
De oudere kinderen van Vrije School Mareland vieren het Michaëls feest op het strand waarbij ze o.a. draken van zand maken, vliegeren en het ridderspel naspelen.
Voor de peuters en kleuters is dit verhaal (beeld) nog te groot. Wij vieren het Michaëls feest als oogstfeest. Om de kinderen zo te laten beleven wat de natuur in de nazomer en de vroege herfst aan oogst te bieden heeft. We verzamelen kastanjes, beukennootjes, hazelnoten, eikels en ‘esdoorn vleugeltjes’. Daarnaast maken we appelmoes, begeleid door het zingen van allerlei oogstliedjes, waar we heerlijk van smikkelen. We ervaren de wind die zich steeds vaker laat zien, door met de linten stokjes en ‘zwierezwaaiers’ te spelen en deze te laten dansen in de wind. Michaël is het eerste feest van de drie feesten, met Sint Maarten en Sint Nicolaas, die ertoe bijdragen kinderen op het kerstfeest voor te bereiden.
Sint-Maarten
11 november is de feestdag van Sint- Maarten, de ridder die de helft van zijn warme mantel aan een arme bedelaar gaf. Het Sint- Maarten feest is een feest van offerbereidheid, van goedheid en deemoed ((het dienstbaar opstellen maar ook de bereidheid af te dalen in onszelf om alles in ons eerlijk onder ogen te zien, ook onze minder fijne kanten). De mens wordt in zijn harte krachten aangesproken. Als beeld daarvan trekken de kinderen met hun lantarentjes zingend langs de huizen om een ‘aalmoes’ te vragen.
Tegelijkertijd is het Sint- Maarten feest een feest van lichtjes. Het vormt daarmee het eerste ‘lichtfeest’ in een reeks feesten, ook als voorbereiding op kerst. De andere lichtfeesten zijn advent, kerst en uiteindelijk Maria Lichtmis waarbij we onze laatste lichtjes ontsteken.
De legende van Sint-Maarten:
De heilige Maarten of Martinus werd in het jaar 316 in het huidige Hongarije geboren. Hij werd opgevoed in de Italiaanse stad Pavia. Hoewel zijn ouders heidenen waren, liep de Twaalfjarige Maarten van huis weg om zich te laten onderwijzen in de christelijke leer.
In die tijd was het de gewoonte dat de zonen van adellijke riddergeslachten de dienst aan het hof van hun vader overnamen. Daarom werd Maarten op zijn vijftiende jaar, op bevel van de keizer tot ridder geslagen, hij betrad een uitzonderlijk hoge functie. Met opvallend veel respect behandelde hij zijn ondergeschikte.
Op zijn 18e kwam hij met zijn legeronderdeel na een hele koude en zware tocht door de bergen bij de stad Amiens. Het was bijna donker en de stadspoorten zouden weldra sluiten dus moest het leger zich haasten om op tijd binnen de muren van de stad te zijn. Maar Maarten zag buiten de poorten een arme bedelaar. Maarten had hem niets te geven, geen brood of aalmoes. Zonder twijfel en met kracht sneed hij zijn mantel in twee en gaf de helft aan de bedelaar. Zijn mede soldaten lachten hem uit om deze daad.
In die nacht had Maarten een droom waarin Christus aan zijn bed verscheen en sprak tot zijn engelen: “Zie hier Maarten, nog niet eens gedoopt, heeft mij gekleed”. Dit voorval was voor Maarten de laatste zet die hij nodig had om zich te laten dopen, uit het leger te gaan en
zijn verdere leven aan het geloof te wijden. Hij onderwees de mensen in het christelijke geloof door hen tot voorbeeld te zijn. Ten slotte werd hij in 371 tegen zijn wil tot bisschop van Tours gekozen.
Symboliek erachter:
Waarom gaf Maarten niet zijn hele mantel, wat is dat voor gift een halve mantel? Een mantel was een rijk bezit, waar je een half leven mee deed. Soldaten gebruikten hun mantel ook als deken. Kleding werd eindeloos versteld in die tijd en als je nagaat dat soldaten hun hele uitrusting, inclusief paard, van hun soldij moesten betalen, kun je wel nagaan dat die mantel een zeer kostbaar bezit was.
Maar er schuilt nog een diepere betekenis in het schenken van de halve mantel. Dit feest gaat over delen. Maarten was een verstandig man, hij deelde de mantel maar hield ook een stuk voor zichzelf. Als bedelaar krijg je een halve mantel, die van buitenaf naar je toe kan komen, de andere helft zal je zelf door innerlijke activiteit moeten laten ontstaan. Een ander kan jou niet geheel omhullen, je zult er zelf ook aan bij moeten dragen. Anderzijds moet de schenker niet onderstandig zijn. Het is goed om te delen maar niet zo dat jezelf bevriest.
De omhulling die wij schenken moet niet verstikkend zijn maar de ander in zijn waarde laten en hem/ haar innerlijke kracht geven om door te gaan en uiteindelijk zelf weer het heft in handen te nemen.
Wij gaan nog niet met de peuters de huizen langs maar zingen in de groep Sint- Maarten liedjes en lopen in de kring met een lichtje. Wanneer we een ouderavond houden met dit thema maken we met de ouders voor ieder kind een eigen lichtje wat ze in de groep mee naar huis krijgen.
Advent
Advent is de tijd van verwachting. We staan open voor wat er uit de hemel, uit de goddelijke wereld tot ons komt. Vier zondagen voor kerst begint de adventstijd. Meestal valt de eerste adventszondag op de laatste zondag van november. Terwijl het buiten al vroeg donker is, wordt het in de huiskamer iedere week lichter, naarmate er één, twee, drie of vier kaarsjes van de adventskrans branden. We keren in onszelf en kunnen ons afvragen welke innerlijke beweging we kunnen maken om het kerstkind, licht en liefde, te ontvangen? Hoe kunnen we de ander tegemoet treden? Misschien lukt het om je eigen vlammetje en dat van de ander te laten oplichten. Dan kan een intense vrede ontstaan, een vrede waarin iedereen zichzelf kan zijn in zijn diepste wezen.
De vier zondagen van advent zijn verbonden met verschillende werelden. Zo is de eerste advent verbonden met de mineralen; stenen en schelpen, de tweede advent met het plantenrijk, de derde advent met het dierenrijk en ten slotte de vierde advent met de mens.
Elke ochtend steken wij op de groep de kaarsjes aan van onze adventskrans en zo komt er elke week een kaarsje bij. De weken vanaf advent tot kerstmis bouwen we het kerststalletje steeds verder op waarbij de kinderen zien dat Jozef en Maria op weg gaan met de ezel en uiteindelijk bij het stalletje aankomen terwijl kindje Jezus bij de engelen wacht. We vertellen het verhaal over de herders en het lammetje dat ‘zoek is geraakt’. Tijdens het kerstfeest vertellen we het verhaal van de herders die de engelen horen zingen dat Jezus geboren is waarbij een herder met het lammetje op bezoek gaat bij kindje Jezus. De kinderen maken muziek met de belletjes voor het kindje en kijken in de kribbe. Daarna krijgen ze onze zelf getrokken kaarsjes mee naar huis om thuis tijdens het kerstfeest te laten branden.
Sint-Nicolaas
De oorsprong van het sinterklaasfeest voert ons terug naar de vierde eeuw, waar in Klein-Azië de vrome Nicolaas tot bisschop van Myra werd gewijd. In talloze legenden zijn de goede daden die hij verrichtte aan ons overgeleverd.
Wanneer je om je heen vraagt wie Sint- Nicolaas is krijg je vaak de volgende antwoorden: “Sinterklaas is de bisschop van Myra”, “Een kindervriend die cadeautjes brengt” en “Goedheiligman uit Spanje”. Deze benamingen kloppen allemaal.
Kijkend naar de geschiedenis ligt de oorsprong dus in de 4e eeuw. In klein Azië werd de vrome Nicolaas gewijd tot Bisschop van Myra. Hij was eeuwenlang schutspatroon van zeevarende en schippers. Het beeld van de goedheiligman is vooral terug te vinden in Rusland, als Nicola de Barmhartige. De stoomboot komt uit Spanje waarmee het beeld neergezet wordt dat hij uit een andere wereld komt en maar één keer per jaar bij ons is. Sint- Nicolaas is vooral aan het werk als de kinderen in de wereld van de slaap zijn. Zou hij uit de hemel komen zoals de Russische verhalen vertellen? In de vele overleveringen was Nicolaas erg geliefd, vermogend en een weldoener.
Een stukje geschiedenis:
In 1163 werd op 6 december in Utrecht, Sint- Nicolaas (Sinterklaas) tot officiële feestdag verheven.
In 1647 werden de Nicolaas feesten in verschillende protestantse landen verboden en naar Kerstmis verplaatst.
Rond 1900 Kwam Sinterklaas met Piet als zijn metgezel.
Waar komen dan de dierbare Hollandse Sinterklaas tradities zoals het witte paard, rijdend over de daken, het schenken van goede gaven door de schoorsteen, het schoen zetten bij de haard, de beestjes van suikergoed en marsepein, het pepernoten strooien, de chocoladeletters, banketstaven, het gedichten schrijven en de pieten? Dit alles is niet terug te vinden in de biografie van Nicolaas van Myra. Culturen hebben zich hier vermengt. Rudolf Steiner vertelde hoe de stammen die alleen tot de Germanen worden gerekend, tot in de achtste eeuw helderziende vermogens hadden en via die vermogens in gesprek met hun goden, engelen en aartsengelen konden zijn. Over deze tijd zijn beeldende verhalen in de Edda en door de Romeinse geschiedenisschrijver Tacitus beschreven. De grootste leider van de Germanen was de aartsengel Wodan. In afbeeldingen uit die tijd rijdt Wodan op zijn witte wolkenpaard. In weer en wind boven de daken met een wapperende mantel, open hoofddeksel, zijn speer in de hand en vergezeld door twee zwarte raven. De mensen offerde in die tijd vruchten van de oogst aan Wodan en hij strooide zaden voor de nieuwe oogst.
Sint- Nicolaas wordt begeleid door Piet met vogelveren op zijn muts als boodschapper over het wel en wee van de mensen.
Kijkend naar de tradities:
Het schoen zetten; staat voor het geven en ontvangen.
Het zingen: staat voor het in gesprek zijn met de wereld boven het dak.
Chocoladeletters en banketstaven herinneren ons aan het Rune schrift van de Germanen.
Marsepein en suikerbeesten (zoetigheden); staan voor de offergaven van de Germanen.
Gedichten; de waarheid wordt in dichtvorm beschreven, net als de verhalen uit de Edda in ritmen doorgegeven zijn.
Sint- Nicolaas komt met de stoomboot uit Spanje, hij komt uit een andere wereld en is één keer per jaar bij ons. Hij is vooral aan het werk als de kinderen in de wereld van de slaap zijn. Voor het kleine kind scheppen wij een beeld waarin Sint- Nicolaas gezien wordt als de ‘barmhartige’, die de kinderen verrast met lekkernijen en cadeautjes. Voor het kleine kind is de wereld goed, dat is wat we naar ze uit willen stralen. Sint- Nicolaas komt niet in levenden lijve in de groep, dat is op deze leeftijd vaak te spannend voor de kinderen. Sint- Nicolaas en de Pieten op de seizoenstafel is al genoeg om, samen met hun fantasie, voor een mooi beeld te zorgen. Daarnaast vertellen we het verhaal van Marietje die steeds haar schoen zet maar de volgende ochtend een lege schoen aantreft omdat de muisjes alle speculaas oppeuzelen…totdat Piet er achterkomt en de poes op wacht zet en Marietje de volgende ochtend een hele grote speculaas pop in haar schoen vindt! We zingen daarnaast de liedjes, doen ‘pieten gym’ (wat zijn die pieten handig op de daken), bakken pepernoten, drinken chocolademelk en vertellen op het feest zelf van Sinterklaas die op de wolken vaart en op aarde de kinderen en pieten al klaar ziet staan.
Met Sint- Nicolaas krijgen de kinderen een cadeautje dat door hun eigen ouder en/of verzorger gemaakt wordt. Wij zorgen voor het materiaal en geven de ouders een pakketje mee met de werkbeschrijving of organiseren een ouderavond waarop dit met elkaar gemaakt kan worden. In de groep vieren we het feest met de peuters in de kring, waarbij zij het cadeautje krijgen.
Kerst
Kerstmis wordt gevierd op 25 en 26 december. De geboorte van het Kerstkind, Jezus van Nazareth in de stal in Bethlehem, wordt dan gevierd. Het Lukas- evangelie vertelt over de herders die de blijde boodschap hoorden die een engel hen bracht, terwijl ze ’s nachts de wacht hielden bij hun kudde. De kerstnacht is de nacht van 24 op 25 december. De zon is dan al over zijn diepste punt heen en in veel huizen staat een kerstboom waarvan de lichtjes het beeld van het goddelijke licht weergeven. Door de geboorte van het Kerstkind is het goddelijke licht op aarde gekomen.
Kerstmis werd niet altijd op de avond van 24 december gevierd. 24 december is de dag die verbonden is me het verdrijven van Adam en Eva uit het paradijs en heet ‘Adam-en-Eva-dag’. Bij de geboorte van Jezus is de verlossing van de zondeval door het eten van de appel in het paradijs een feit geworden. 25 december werd vastgelegd als de geboortedag van Jezus, direct beginnend na middernacht met de ‘heilige nacht’. In vele plaatsen in Europa, in dorpen op het platteland, werden in vroegere eeuwen kerstspelen opgevoerd. Als oude traditie werd een paradijsspel opgevoerd op Adam-en-Eva-dag, en op de dag erna een kerstspel. Uit het plaatsje Oberufer zijn nog enkele bijzondere, oude lekenspellen bewaard gebleven die op veel plaatsen in Nederland en andere delen van de wereld in vertaling met Kerstmis opgevoerd worden. Deze traditie wordt voornamelijk in stand gehouden in plaatsen waar een Vrije School is. De spelen worden opgevoerd door de leerkrachten en eventueel ouders voor de leerlingen, ouders en vrienden. De appels waarmee de kerstboom versierd wordt moeten ons herinneren aan de appels die in het paradijs aan de boom hingen ter kennis van goed en kwaad.
Kerstmis is het feest der liefde. De dag van de geboorte van het Kerstkind wil ons herinneren aan deze liefde, die mensen in zichzelf wakker moeten roepen. Door voor een ander iets te doen wat hem vreugde bezorgd, kan de christelijke liefde beoefend worden (bron: Leven met het jaar).
In de groep wordt het kerstverhaal weergegeven door de seizoenstafel die zich vanaf eerste advent steeds verder opbouwt. Zo staat het stalletje al te wachten en is ‘kindje Jezus’ nog bij de engelen terwijl Jozef en Maria met het ezeltje op weg zijn en steeds dichterbij de stal komen. We zingen in de kring kerstliedjes (luister ze bij het kopje liedjes), herhalen het versje ‘achter de hoge toren’ keer op keer en vertellen over de herders en het lammetje dat zoek geraakt was. De posters, kaarten en transparanten op het raam worden aangepast aan de kersttijd. Tijdens de weken voor kerst maken we zelf kaarsjes van een lontje en bijenwas, waarbij de kinderen vol verwondering komen kijken en ze steeds dikker en dikker zien worden. Vanaf tweede advent is er een kerstboom in de groep met witte rozen. Wanneer de vierde kaars op de adventskrans brand, dat is bij ons iets eerder in verband met de kerstvakantie, vieren we Kerstmis. Jozef en Maria zijn dan aangekomen bij het stalletje en Jezus ligt in de kribbe. We vertellen het verhaal van de herders die in het open veld van de engelen horen dat ‘kindje Jezus’ is geboren en het lammetje dat mee mag om ‘kindje Jezus’ te begroeten. We zingen met elkaar kerstliedjes en de kinderen maken met gouden belletjes muziek voor ‘kindje Jezus’. Alle kinderen gaan naar huis met een kerstkaarsje waarmee ze thuis het licht mogen ontsteken.
Driekoningen
Op 6 januari is het Driekoningen. Vroeger was het een algemeen gebruik om de kerstboom te laten staan tot en met Driekoningen, binnen de antroposofie is dit nu nog steeds een gebruik. Volgens de overlevering zou het weghalen van de boom vóór Driekoningen, ongeluk brengen. We zetten, net als vroeger gebruikelijk was, de figuurtjes van Driekoningen niet meteen in de kerststal, maar pas op 6 januari, met Driekoningen. De figuurtjes worden elke dag een stapje dichter naar de kerststal gezet, ze zijn immers nog ‘onderweg’ en zullen pas op 6 januari de stal bereiken.
Volgens vele oude afbeeldingen en beschrijvingen gelden voor de gewaden voor de koningen speciale kleuren. Rood voor koning Melchior die het goud offerde, blauw voor koning Balthasar, die wierook bracht en groen voor koning Caspar die mirre aanbood. Deze offergaven kan men ook als symbolische gaven zien. Zo wordt het goud verbonden met een inzicht in de goddelijke geestelijke wereld, wierook met de offerbereidheid en de menselijke deugd en de mirre voor de verbinding van de mensenziel met het eeuwige, onsterfelijke.
Met Driekoningen bakt men het koningsbrood of de koningstaart; er wordt één boon (of twee witte en één bruine), amandel of muntstuk in verstopt en degene die hem vindt is die dag “koning(in)”. Een gebruik is dat degene die de koning is, die dag de baas in huis mag zijn. Hij of zij mag een activiteit kiezen voor die dag, of bepalen wat er die avond gegeten gaat worden. De boon in de koek is ook afgeleid van heidense gebruiken. Op vrije scholen worden er drie bonen meegebakken, degen die de eerste boon vindt is Melchior, de tweede is Balthasar en de derde Caspar. Voor deze drie kinderen is er een (door de leerkracht gemaakte) kroon die mee naar huis mag. Deze koningen krijgen ook nog wel eens een page (bediende) die hem die dag helpt.
Voor de kinderen op de peutergroep maken we een kroon. Hoe fijn is het dat ze op deze leeftijd nog allemaal koning zijn! De kinderen lopen gedurende de week rond 6 januari in de kring met hun kroon op terwijl we de Driekoningen liedjes zingen (zie de pagina met liedjes). En stralen dat ze dan doen!
Maria Lichtmis
In de Herfsttijd is er een opeenvolging van feesten geweest: van Michaël, via Sint Maarten en Sint Nicolaas naar Advent, Kerst en ten slotte Driekoningen. Het nieuwe jaar begint stil en kaal. Even geen feesten en van de natuur is maar weinig zichtbaar. Bomen en struiken zien er dood uit. Zo is het buiten.
Maar in de aarde is volop beweging. De aarde heeft alle zonnekracht van het afgelopen jaar in zich opgenomen en die kracht is daar nu werkzaam. Onzichtbaar wordt er gewerkt om de materie weer tot leven te brengen. Vroeger, toen de mensen nog veel meer met de natuur verbonden waren dan wij nu, konden ze die in de onderwereld werkzame krachten waarnemen als elfen, gnomen e.d. Figuren die wij nu alleen nog maar uit sprookjes kennen. In sommige landen, waar nog veel ongerepte natuur en stilte is worden die “elementenwezens” nog wel door mensen waargenomen. In Noorwegen bijvoorbeeld of in Ierland de “Sidh”. In de boeken van Marten Toonder vind je ze in de figuurtjes Kwetal en Fee Pastinakel, op de jaarfeesten-tafel als de wortelkindjes. Behalve de wereld van de dood, is de onderwereld tegelijkertijd de bron van al het leven. Daarom is een plek waar een (water-)bron is ook meestal van oudsher een heilige plek. Grote kerken en kathedralen zijn vaak op of bij een bron gebouwd, zoals o.a. Chartres. Op zo’n plek wisten de mensen dat die andere, niet tastbare wereld heel dichtbij is.
In de Christelijke cultuur is al die verering overgegaan op de Maria-figuur. Op 2 februari wordt het feest van Maria Lichtmis gevierd. In de joodse traditie was het zo dat een vrouw 40 dagen na de geboorte van haar kind een reinigingsoffer moest brengen in de tempel. Voor Maria was die dag op 2 februari, 40 dagen na de geboorte van haar zoon Jezus. In de Rooms Katholieke kerk is het gebruikelijk dat op die dag, voor de mis, alle kaarsen worden gewijd. Er wordt een “lichtmis” gehouden. Op 2 februari eindigt de Kersttijd, (in het Noorden heet het de Joeltijd) de donkere tijd van het jaar, die met het feest van Sint Maarten op 11 november, 40 dagen voor Kerstmis is begonnen. Het is een oud gebruik om op die dag de nog overgebleven kaarsen ’s morgens naar buiten te brengen en ze in de aarde, tussen de planten te zetten. Binnen zijn ze niet meer nodig. Vaak zit je vanaf die tijd ook weer zonder (kunst-) licht aan het ontbijt. Binnen is geen kaarslicht meer nodig, het zonlicht buiten neemt steeds meer toe. Met Maria Lichtmis wordt weleens gezegd, “kun je het licht weer missen.”
Delen Uit: Het jaar rond, Maria Lichtmis, Nelleke Schiphorst, 1999
Met de peuters gaan we de liedjes zingen en ze krijgen walnootbootjes gevuld met een kaarsje (kaarsvet met een lontje) mee naar huis. In de groep worden deze ook aangestoken en ‘varend’ in het water opgebrand.
Versje:
Moeder Aarde krijgt het licht terug
We droegen alle kaarsjes
tot in het mulle zand.
In kleine aarde-kuiltjes
werden ze opgebrand.
Dag vlam, dag vlam en dankjewel,
dat je het licht bewaarde.
Weldra komt weer zonneschijn,
doof nu maar in de aarde.
Tot ziens in de Sint-Maartenstijd.
Dat is nog wel heel ver,
Maar kom jij dan, in mijn knol
weer stralen als een ster?
Pasen
Pasen is een feest, dat elk jaar op een wisselende datum valt. Het wordt gevierd op de zondag, volgend op de eerste volle maan na de eerste lentedag, op 21 maart. Pasen valt op zijn vroegst op 22 maart en op zijn laatst op 25 april.
Pasen is voor Christenen het belangrijkste feest van het jaar. Ze vieren dan de kruisdood en de verrijzenis (opstanding) van Jezus. Voor christenen betekent Pasen: de dood heeft niet het laatste woord en ook na de dood is er ‘leven’ en uitzicht. Dit is pas voor oudere kinderen te begrijpen.
Pasen is van oorsprong geen christelijk feest. De joden vierden al lang daarvoor hun Pesach-feest; het feest ter herdenking van hun uittocht uit Egypte, dat symbool stond voor bevrijding en perspectief naar de toekomst. De traditie van het paasfeest gaat echter nog veel verder terug en is van oorsprong een lentefeest. Dat is ook te zien aan de wijze waarop de datum waarop Pasen wordt gevierd, wordt bepaald. Mensen vierden van oudsher dit keerpunt in de natuur; was de winter een periode van rust in de aarde, van ingehouden kracht, van voorbereiding op het volgende, het voorjaar is een tijd van leven, van verborgen, ingehouden krachten die tot uiting komen. Met Pasen vieren we dan ook het nieuwe leven dat zich laat zien in alle kleur en fleur, in de vruchtbaarheid van het land en de overwinning van het licht.
Met jongere kinderen in de peuterleeftijd vieren we Pasen, door hen te laten beleven hoe in de natuur alles opnieuw tot leven komt. In toenemende mate opent de natuur zich naar de krachten van het licht. Het jonge kind beleeft veel plezier in het zoeken en vinden van ontkiemende planten en bloemen in de natuur. Daarom zijn we extra blij met onze mooie speeltuin waarin ze nieuwe dingen kunnen ontdekken: allerlei verschillende bloemen in allerlei kleuren maar ook slakjes, pissebedden, lieveheersbeestjes en zelfs vogels.
Naast het beleven van de natuur spelen de eieren en de paashaas die ze komt brengen een grote rol. Ze gelden als symbolen voor Pasen en kunnen als beelden dienen voor de geestelijke achtergrond. Het ei staat symbool als het ontkiemende leven. Het schilderen van eieren is in wezen een magische handeling. Door een voorwerp te decoreren geloofden onze voorouders dat de kracht die erin stak geactiveerd werd. De haas staat symbool als een vreedzaam wezen, dat oog heeft voor de nood van een ander en zonder zelfzucht alles doet om de ander te redden. De haas is de meest broederlijke onder de dieren. Hij springt in voor een ander als die door een vos of hond achterna gezeten wordt. Hierin wordt een relatie gelegd tussen de idealen van het Christendom en die van de haas. Hoewel de haas binnen het christendom pas redelijk kort als symbool wordt gebruikt, werd de haas al duizenden jaren vereerd door de Egyptenaren, Grieken en Romeinen.
In de groep helpen wij altijd de ‘paashaas’ door eieren te verven. Hij weet ze op de een of andere manier altijd te pakken te krijgen en verstopt ze dan in ons speeltuintje. Zo mooi om te zien hoe verwonderd en trots de kinderen zijn als ze er een hebben gevonden!
Zie deze link met een voorbeeld van het verven van eieren met natuurlijke materialen en door vormen toe te voegen met behulp van een (oude) panty met bijvoorbeeld bladeren, bloemen e.d.: https://www.youtube.com/watch?v=xyZ8PP892ng